Ik wil de negen-jaar-oude (3.Class) in een taaltest.
Ik: “wat doe je precies?” Moeder: “Ja, de taal is soms niet zo. Zo helder en zo. Brieven.” Ik: “Ok. Goed. Dan zal ik zien hoe slecht het is.”
Ik zal contact opnemen met de jongens van het hele bereik van mijn stem-test-programma (single letters meervoud vorming, Möhring, ZLT de kleine screening eenheid van de kinderen van de dokter) – we zijn zo druk, twintig, vijfentwintig minuten. Alles is ok. Kristalheldere taal die leest vrij vlot. Bingo.
Ik: “heb je het gehoord Ja, gewoon, alles is in orde, prima. Ik kan niets Slecht.” Moeder: “Ja, goed.” Ze straalt. Zoon: “Alles goed, zeg ik je.” Ik: “Die kwam met het idee van het gebruik van de taal test? Er was een probleem in de school?” Zoon: “Alles goed op school.” Moeder: “Ja, school is alles. Maar in de Kleuterschool, was er nog steeds problemen met de /S/ en /SH/. Hij kon er niet.” Ik: “Maar nu hoor je er niets meer.” Moeder: “Ja, alles is in orde nu.” Ik: “En waarom hebben we gedaan vandaag?” Moeder: “Heb gezegd in een Kleuterschool in de voorkant van de school. Je moet houden van dit tijdens schooltijd.” Ik: “…” *
*zie 20.6.
Be First to Comment