Ik: “En? Kunt U rijden op een fiets?” Manuel: “Natuurlijk.” Ik: “echt? Of een wiel?” Manuel: “Nee, echt, mitm fiets!” Ik: “Met Zijwieltjes?” Manuel: “Nee, mitm fiets!” Ik: “Dus met twee wielen?” Manuel: “Nee, een Fiets!” Ik: “Met twee kleine wielen in de rug?” Manuel: “Ja! Fiets!”
Alle recht. Ik zou ook kunnen vragen aan de moeder. Door de manier, niet een broer.
Be First to Comment